De baten en lasten worden toegerekend aan het jaar waarop zij betrekking hebben. Baten en winsten worden slechts genomen voor zover zij op balansdatum zijn gerealiseerd of voldoende zeker zijn. Verliezen en risico’s die hun oorsprong vinden voor het einde van het begrotingsjaar, worden in acht genomen indien zij voor het opmaken van de jaarrekening bekend zijn geworden.
Dividendopbrengsten van deelnemingen worden als een baat genomen op het moment waarop het dividend betaalbaar gesteld wordt.
Onder de baten is in 2024 een post verantwoord van € 734.000 wegens ontvangen bijdragen van het Centraal Administratie Kantoor (CAK). Het betreft hier eigen bijdragen in het kader van de Wet Maatschappelijke ondersteuning (Wmo) (zoals verstrekte huishoudelijke hulp). Het CAK berekent, factureert en int deze bijdragen van haar cliënten en betaalt de ontvangen eigen bijdragen door aan de gemeente.
De gemeente Den Helder kan, door het ontbreken van (inkomens-) gegevens, niet vaststellen of het CAK de eigen bijdragen:
- Juist en volledig in rekening heeft gebracht;
- Volledig heeft geïnd;
- Volledig en juist heeft doorbetaald aan de gemeente.
Daarom bestaat er onzekerheid over de juistheid, volledigheid en rechtmatigheid van de verantwoorde eigen bijdragen ad € 734.000. Deze onzekerheid wordt op grond van een uitspraak van de commissie BBV niet meegewogen in het oordeel van de accountant over de jaarrekening en ook niet door het college in de rechtmatigheidsverantwoording.
Personele lasten
Personeelslasten zijn in principe toegerekend aan het boekjaar waarop ze betrekking hebben. Als gevolg van het formele verbod op het opnemen van voorzieningen of schulden uit hoofde van jaarlijks terugkerende arbeidskosten gerelateerde verplichtingen van vergelijkbaar volume worden sommige personele lasten echter toegerekend aan de periode waarin uitbetaling plaatsvindt; daarbij moet worden gedacht aan componenten zoals ziektekostenpremie ten behoeve van gepensioneerden, overlopende verlofaanspraken en dergelijke.
Arbeidskosten gerelateerde verplichtingen
Voor arbeidskosten gerelateerde verplichtingen van een jaarlijks vergelijkbaar volume wordt geen voorziening getroffen of op andere wijze een verplichting opgenomen. De referentieperiode is dezelfde als die van de meerjarenraming, te weten vier jaar. Indien er sprake is van (eenmalige) schokeffecten (reorganisaties) dient wel een verplichting gevormd te worden. In het geval van de wethouders is er een voorziening opgenomen ten behoeve van de wachtgeldverplichtingen.
Vennootschapsbelasting
Met ingang van 1 januari 2016 is de Wet Modernisering Vennootschapsbelasting voor publiekrechtelijke lichamen ingevoerd. Dit betekent dat wanneer een publiekrechtelijk lichaam een ondernemersactiviteit verricht, hier mogelijk belasting over verschuldigd is. Het Besluit Begroting en Verantwoording schrijft voor dat gemeenten in het boekjaar waarover eventueel belasting is verschuldigd dit als last of in het geval van een teruggaaf een bate wordt opgenomen. Voor de jaren 2016 tot en met 2023 hebben wij in de voorgaande jaren aangifte gedaan over de Vennootschapsbelasting bij de Belastingdienst. Dit waren allemaal nihilaangiften uitgezonderd de jaren 2022 en 2023.
Concessie buitenreclame
Gelet op de stand van de rechtspraak op dit moment en de hoogte van de reclame inkomsten hebben wij deze inkomsten in de aangifte over 2022 en 2023 meegenomen. (Te betalen VPB € 4.200 over 2022 en € 5.100 over 2023). In 2024 is via een voorlopige aanslag € 5.100 VPB betaald.
De vennootschapsbelastingplicht over de reclame-opbrengsten staat nog ter discussie. Op 26 november 2024 heeft het Hof Arnhem-Leeuwarden uitspraak gedaan in de gevoerde procedure reclameactiviteiten. Het Hof heeft geoordeeld dat bij reclameactiviteit sprake is van normaal vermogensbeheer, waardoor deze buiten de heffing van vennootschapsbelasting blijft. Naar verwachting zal de Belastingdienst in cassatie gaan, zodat de definitieve uitkomst nog op zich laat wachten. Tegen de definitieve opgelegde belastingaanslag 2022 t/m 2024 zal daarom een pro-forma bezwaar worden aangetekend totdat er een bindende uitspraak is
Grondslagen voor de Rechtmatigheidsverantwoording
De in de jaarrekening opgenomen rechtmatigheidsverantwoording is opgesteld op basis van de kaders zoals besloten in de financiële verordening en op basis van de kadernota rechtmatigheid. Dat betekent dat:
- de rechtmatigheidsverantwoording toeziet op de financiële rechtmatigheid van baten, lasten, balansmutaties, alsmede de baten en lasten inzake de specifieke uitkeringen op grond van art. 17 Financiële-verhoudingswet;
- de financiële rechtmatigheid waaronder het voorwaardencriterium, het begrotingscriterium en het misbruik & oneigenlijk gebruik criterium omvat:
- voor het voorwaardencriterium bestaat de norm uit het normenkader zoals op 25 november 2024 door de raad is vastgesteld;
- voor het begrotingscriterium geldt dat alle overschrijdingen van lasten en investeringskredieten onrechtmatig zijn, waarbij voor een aantal scenario’s in de financiële verordening is beschreven wanneer deze overschrijdingen acceptabel zijn. Voor over- en onderscheidingen van baten, onderschrijdingen van lasten en onderschrijdingen van investeringskredieten geldt dat deze als onrechtmatig zijn aangemerkt indien ze niet tijdig aan de raad zijn gemeld;
- ten aanzien van het M&O criterium is de nota M&O beleid van onze organisatie leidend bij het voorkomen en opsporen van misbruik en oneigenlijk gebruik. Omdat alleen bij misbruik sprake is van een onrechtmatigheid zijn eventuele gevallen van misbruik (mits cumulatief met andere fouten of onduidelijkheden boven de verantwoordingsgrens) opgenomen in de rechtmatigheidsverantwoording. - de rechtmatigheidsverantwoording is opgesteld binnen de kaders van de kadernota rechtmatigheid 2024 van de Commissie BBV alsmede onze eigen financiële verordening. Dit betekent dat:
- een verantwoordingsgrens van 3 % van de totale lasten inclusief dotaties reserves is gehanteerd waarboven cumulatieve fouten en onduidelijkheden in de rechtmatigheidsverantwoording worden opgenomen;
- een rapporteringstolerantie van € 100.000 is gehanteerd waarboven fouten en onduidelijkheden in de paragraaf bedrijfsvoering worden opgenomen.