Voorraden
In exploitatie genomen gronden
De als ‘onderhanden werken’ opgenomen bouwgronden in exploitatie zijn gewaardeerd tegen de vervaardigingsprijs, dan wel de lagere marktwaarde. De vervaardigingsprijs omvat de kosten die rechtstreeks aan de vervaardiging kunnen worden toegerekend (zoals grondaankopen en kosten van bouw- en woonrijp maken), evenals een redelijk te achten aandeel in de rentekosten en de administratie- en beheerskosten.
Winsten uit de grondexploitatie worden slechts genomen indien en voor zover die met voldoende mate van betrouwbaarheid als gerealiseerd aangemerkt kunnen worden. Zolang daarvan geen sprake is worden de verkregen verkoopopbrengsten ten volle op de vervaardigingskosten in mindering gebracht. Voor verwachte verliezen is een voorziening getroffen tegen eindwaarde.
Gebouwen (verkoop ophanden)
In 2020 is er een notitie van de commissie BBV gepubliceerd: de notitie Materiële vaste activa. Deze notitie geeft aan dat wanneer een actief bestemd is voor verkoop dit dan overgeheveld moet worden naar de Voorraden.
Overige voorraden
De voorraden gereed product (magazijnvoorraden) zijn gewaardeerd tegen de inkoopprijs.
Vorderingen
De vorderingen waarderen we tegen nominale waarde. Voor verwachte oninbaarheid hebben we een voorziening in mindering gebracht. De methode om de hoogte van de voorziening te bepalen, is in 2024 vereenvoudigd. Hierover is op 25 februari 2025 een collegebesluit genomen dat met terugwerkende kracht tot 1 januari 2024 van toepassing is. De voorziening wordt voor zowel de belastingdebiteuren als de overige debiteuren bepaald via de zogeheten dynamische methode. De gezamenlijke uitkomst vormt de voorziening dubieuze debiteuren.
Onder overige uitzettingen met een looptijd van één jaar of langer zijn langlopende vorderingen op bijstandscliënten opgenomen verminderd met een voorziening voor mogelijke oninbaarheid. Voor de bepaling van de oninbaarheid wordt het debiteurenbestand in onderdelen gesplitst. Per onderdeel wordt de inbaarheid bepaald middels de statische methode of dynamische methode. Op basis van ervaringscijfers worden de percentages bepaald.
Het normbedrag voor inbaarheid is bepaald op € 1.800 per openstaande debiteur met een betalingsregeling. Voor openstaande vorderingen in behandeling bij een deurwaarder, schuldsanering en dergelijke is op basis van inschatting/ervaring een percentage voor mogelijke oninbaarheid opgenomen.
Liquide middelen en overlopende activa
Deze activa nemen we op tegen nominale waarde.